De komst van de Nassaus trok adel en andere lokale potentaatjes aan die zich in Breda vestigden om politieke invloed uit te oefenen. Zij bouwden grote huizen waarvan we er hier zeven noemen.
Deze huizen hadden vaak een L- of U-vormige plattegrond met een binnenplaats. Verder behoorden een laatgotische galerij op zuilen, bakstenen gevels met natuurstenen speklagen, stenen kruiskozijnen, leien daken en laatgotische traptorens met daarop een uienspits en soms vroegrenaissance trappenhuizen tot de vaste accessoires. Diezelfde elite richtte in de Grote Kerk zijn gedenkaltaren of epitafen op, bestaande uit een miniatuur sarcofaag en een omlijsting met de naam en het sterfjaar van de overledene. (Bron: Het Breda Boek)
Het huis dat even ten zuiden van het Kasteel van Breda gelegen is, werd genoemd naar Jan van Brecht, die het omstreeks 1427 via zijn vrouw verwierf. Hij was Heer van Dieghem en lid van de regering in Brussel. Vermoedelijk behoorde hij tot het gevolg van Engelbrecht II van Nassau. Het huis had een L-vormige plattegrond en bezat een galerij op de binnenplaats die na 1529 werd gebouwd door de toenmalige eigenaar, Godert van Brecht. Het pand werd aan het begin van de 19e eeuw verbouwd tot militair hospitaal en heeft recent een ingrijpende restauratie ondergaan. (Bron: Breda en de Nassaus)
Catharinastraat 18 vormde samen met Catharinastraat 20 een groot U vormig hofhuis, bestaande uit een ‘Huysinge, pleyne, hovinge en achterhuis”, dat in 1535 werd verkocht aan don Pedro de Guevara, majordomus (hoogste bediende) van graaf Hendrik III van Nassau. Deze moet zijn adellijke woning ingrijpend hebben verbouwd, waarvoor hij onder andere 11 roden (een oppervlaktemaat) blauwe leien gebruikte. Don Pedro had niet lang plezier van zijn huis, want kort na het overlijden van Hendrik III (1538) moest hij de banden met de Bredase hofhouding verbreken. Het pand kwam daarna in handen van de weduwe van Alexis van Nassau, heer van Conroy en bastaardzoon van Hendrik III. In de achttiende eeuw werd Catharinastraat 18 gescheiden van Catharinastraat 20. Bij die gelegenheid werden de gevels vernieuwd, de indeling van de panden aangepast en de binnenplaats volgebouwd. (Bron: Breda en de Nassaus)
In 1667 werd de delegatie van de Republiek der Verenigde Nederlanden hier onder gebracht tijdens de onderhandelingen die uiteindelijk hebben geleid tot de Vrede van Breda.
In 1614 liet jonker Hendrik van Wijngaarde, die verbonden was aan de hofhouding van de Bredase Nassaus, een huis bouwen aan de Catharinastraat. Het pand heeft een bijzondere opzet. Door het verschil in verdiepingshoogten en door een onderbreking in de zandstenen banden in het metselwerk lijkt het om twee verschillende panden te gaan. Dit is echter niet het geval. Het pand wordt ontsloten door een rondboogpoort met daarboven een zandstenen reliëf met twee leeuwen en het wapen van de bouwheer. Het wapen van Van Wijngaarde zien we ook terug in enkele oude sluitstenen van de korfbogen boven de vensters. Hierin is een druiventros gebeeldhouwd. De vlakke sluitstenen zijn aangebracht bij de gevelrestauratie van 1901. (Bron: Breda Boek)
Een andere bekende Bredase persoonlijkheid die werkte voor Hendrik III van Nassau was Gabriél van Biest. Deze was tevens hofmeester van Karel V en dus een collega van Hendrik III, die opperkamerheer was. Hij coördineerde de bouw van het nieuwe kasteel van Hendrik III en woonde zelf vlakbij, in het huis de Engele of de Engelenburcht op het Kasteelplein. Dat huis liet hij ingrijpend verbouwen tot een U-vormig gebouw met een traptoren op de binnenplaats. Bij zijn overlijden in 1546 was het huis niet voltooid en moesten er nog rekeningen worden betaald van onder andere hout en arduinsteen van het traptorentje en het schilderen van twee engelen op het huis door Augustijn den schilder. Ruim na zijn dood in 1608, werd het huis verkocht aan Justinus van Nassau, bastaard van Willem van Oranje. Deze liet het huis afbreken en vervangen door een heel groot huis, dat bekend staat als “Het Justinus van Nassau”. (Bron: Breda en de Nassaus)
Op 6 mei 1810 bracht keizer Napoleon Bonaparte een bliksembezoek aan Breda. Hij ontving op deze locatie, in die tijd het Departementaal Gerechtsgebouw, de afvaardigingen van de protestantse en katholieke kerk in Breda. Hier besloot de keizer dat de Onze Lieve Vrouwe of Grote Kerk definitief in protestantse handen bleef.
Jan IV van Nassau had bij Aleid van Loemel een onwettige zoon, eveneens Jan van Nassau geheten. Mede dankzij zijn vader bracht deze Jan van Nassau het tot kastelein van Heusden. In Breda stond hij bekend als de eigenaar van het Huis Assendelft, een echt hofhuis dat tegenwoordig nog te herkennen is in het voormalige kloostercomplex ter hoogte van Nieuwstraat 25. Bovendien liet hij in de Grote Kerk van Breda een fraai grafmonument oprichten voor zichzelf en zijn verwanten. (Bron: Breda en de Nassaus)
Hendrik III van Nassau verwekte bij Margarete van Schoondonck een onwettige dochter, Elisabeth. Deze Elisabeth huwde Jan van Renesse, drossaard van stad en land van Breda en lid van de Raad en Rekenkamer van Nassau. Hij was eigenaar van het Huis van Renesse, dat eerder Die Herberge of Herberg van de Heer werd genoemd. Dit was het eigenlijke woonhuis van de heren van Breda en het zou zijn gebouwd door Jan II van Polanen. In 1394 is het gebouw voor het eerst genoemd en in 1418 voor het eerst aangeduid als ‘die herberghe’. Het complex bestond uit een grote onderkelderde zaal en bijgebouwen binnen de ommuring. De kelders van Reigerstraat 22 dateren waarschijnlijk uit deze bouwfase. In 1524 heeft Hendrik III van Nassau het pand afgestoten. Het bleef een van de grootste hofhuizen van Breda. In 1660 werd het enorme complex opgedeeld. Het muurwerk, de kelder en de originele balklagen bevinden zich nog steeds in de huidige gebouwen in de Reigerstraat. (Bron: Breda en de Nassaus en het Breda Boek)
Een van de meest bekende hofhuizen van Breda, Huis Ocrum in de Sint Janstraat, werd herbouwd na de stadsbrand van 1534. In januari 1536 kochten twee edellieden, Jean de Hocron en Nicolaes d’Aubermont, een stuk grond met de restanten van een afgebrand huis. Nog in hetzelfde jaar begonnen ze met de bouw van een nieuw huis.
Beide edellieden bekleedden een functie aan het hof van graaf Hendrik III van Nassau. Het complex werd in een paar jaren enkele keren uitgebreid en omvatte uiteindelijk drie vleugels rond een binnenplaats, een traptoren met een vroegrenaissance stenen trap en een poort naar de straat. De naam Hocron werd later verbasterd tot Ocrum.
De voorgevel is in 1887 vervangen. Oorspronkelijk bestond deze uit rode baksteen met natuurstenen banden en kruiskozijnen. In 1995-1996 werd het complex gerestaureerd. (Bron: Het Breda Boek)