Na een spectaculaire openingsact om 11.00 uur op de Grote Markt verzorgt de stichting House of Wax een historische demonstratie middels een stoet in het kader van de Nassaus.
De tocht start op de Kasteelplein en voert door het historische centrum van de stad.
Tijdens en na de tocht zal een deel van de stoet gedurende de Nassaudag op diverse locaties demonstraties geven, acts uitvoeren en zal, waar nodig, uitleg geven.
De Legendejagers zullen verspreid over de stad ‘verhalenvertellers’ in zetten, die het verhaal van de Nassaus in relatie tot Breda, maar ook de nodige anekdotes, zullen vertellen.
Verspreid over de binnenstad worden ook muzikale en theateracts voorzien, uitgevoerd door muzikanten middeleeuwse muziekgroepen, individuele muzikanten en theatergroepen worden uitgevoerd.
Breda heeft een prachtige historische binnenstad met leuke pleinen, terrasjes, cafes, restaurants, winkels musea en culturele hotspots. Centraal ligt de Grote Markt met de Grote Kerk. Breda is al eeuwenlang gerelateerd aan het Huis Nassau en Oranje-Nassau, daarmee aan het Koninklijk Huis.
In 1403 kregen de Nassaus de Baronie van Breda in handen. Breda was hun machtsbasis en de residentiestad van uiteindelijk de familie Nassau-Breda (1404- 1533) en Willem van Oranje-Nassau (1533 – 1584). De adellijke invloed van de Nassaus is nog altijd zichtbaar in Breda. Vele gebouwen en monumenten zijn goed bewaard gebleven, zoals het Kasteel van Breda (nu: KMA), het Spanjaardsgat met de Duiventoren en de Granaattoren, de Grote- of Onze Lieve Vrouwe Kerk, het Begijnhof, tientallen hofhuizen, een jachtslot en het stadspark Valkenberg.
In 1430 komt het Hertogdom Brabant bij Bourgondië. De Bredase Nassaus behoren hier tot de hoogste adel en zijn lid van de ‘Orde van het Gulden Vlies’, El Toison d’oro, ingesteld door de Vlaming en grondlegger van het machtige Bourgondië, Philips de Goede.
De kerk is het meest gave voorbeeld van Brabantse gothiek. Het is een gebouw met een rijk cultuurhistorisch verleden. Niet alleen de imposante architectuur aan de buitenzijde van het gebouw, maar ook de in de kerk aanwezige monumenten, gewelf- en muurschilderingen maken het gebouw tot het belangrijkste monument van Breda.
In de kerk zien we de in de Prinsenkapel een met bladgoud bekleed plafond. de Nassaugraven met het mausoleum, de ridders van het Gulden vlies, het wapen van Breda met de drie Andries(X)kruisen, muurschilderingen van de Heilige Christoffel en de Blijde boodschap aan Maria (de annunciatie), en meer invloeden uit de periode van de rijke Bourgondisch pracht.
Gilden waren in de Middeleeuwen beroepsverenigingen: het Gilde van de Herbergiers, het Gilde van de Schoenmakers, het Gilde van de Boogschutters. Het waren beschermde beroepsgroepen met eigen privileges, regels en normen en waarden. In de Grote Kerk hadden veel gilden een eigen kapel met een altaar en prachtige muurschilderingen, de nissen rondom het middenschip. Die van het Boogschuttersgilde en het Lakenkopersgilde zijn in de Grote Kerk bewaard gebleven.
Het Kasteel van Breda heeft een gracht en vier hoektorens (1350). Werd gebouwd door Jan van Polanen I van Breda. Nieuwe inzichten veranderen de stad naar een sterke vestingstad met een Renaissancepaleis, een Palazzo in Fortezza. In 1536 gaf Hendrik III van Nassau de opdracht tot de bouw van een groots renaissancekasteel met twee binnenplaatsen.
De architect was Tommaso Vincidor da Bologna, een leerling van Rafael. Hij en de Spaanse Mencia de Mendoza verbouwen het kasteel naar voorbeeld van haar ouderlijk paleis in La calahorra (bij Grenada). Mencia was de derde echtgenote van Graaf Hendrik III van Nassau en schathemeltje rijk. Het paleis krijgt een wereldse allure en is modern. Licht met een binnenplaats met zuilen, een rijkversierde trap, een Ridderzaal, het blokhuis, een prachtige watermolen, een hofkapel en is omgeven door bossen om te kunnen jagen.
Vanaf 1826 is het kasteel het domein van de Koninklijke Militaire Academie (KMA).
Dit plein en de Catharinastraat zijn zeer in trek bij de hoge adel, priesters, adviseurs en diplomaten aan het Hof maar ook kunstenaars en wetenschappers.
Immers hoe dichter bij het hof hoger de positie.
Het standbeeld (1921) van Stadhouder Willem III (1650 – 1702) op het Kasteelplein in Breda werd opgericht vanwege de nauwe banden van de stad met het koningshuis. Hij was Heer van Breda. Door zijn huwelijk met prinses Maria Stuart II werd hij o.a. Koning van Engeland.
Het oorspronkelijke Begijnhof werd in 1267 gesticht op een perceel geschonken door Hendrik V, heet van Schoten en Breda. Het bevond zich op het huidige Kasteelplein. Rond 1533 besloot graaf Hendrik III van Nassau het Kasteel uit te breiden tot een renaissance-paleis met als gevolg dat de begijnen weg moesten. Als nieuwe locatie bood hij de begijnen een perceel aan achter de Wendelinuskapel. In 1535 verhuisden de begijnen naar het huidige begijnhof aan de Catharinastraat.
Het begijnhof, is een van de weinig overgebleven begijnhoven in Nederland. De ruzies om het geloof zijn de reden dat de begijnhoven in Nederland zijn verdwenen. Echter in Breda hebben de begijnen altijd de bescherming gehad van de Nassaus, zelfs in tijden dat de katholieke godsdienst verboden was tot omstreeks 1800.Franse tijd.
De Kapel werd in 1428 gesticht door Johanna van Polanen, vrouw van Engelbrecht I van Nassau Heer van Breda, De kapel werd vernoemd naar de Heilige Wendelinus. .De kapel zou vermoedelijk onderdeel van een klooster gaan worden, bestemd voor wat genoemd werden; vrome mannen. Het klooster als zodanig is er niet gekomen.
De bouw van de kapel blijkt een duurzame investering te zijn. Maar daarnaast voor Johanna ook een kostbare investering. Na het overlijden van haar man Engelbrecht I, verkocht zij zijn bijzonder kostbare en luxe kleding. Door de eeuwen heen is de kapel geliefd. Sinds 1535 ligt het Begijnhof dankzij de Nassaus naast deze kapel. Het werd de kapel voor de begijnengemeenschap. Na de inname van de stad Breda door Prins Maurits, dankzij de list met het Turfschip in 1590, is de kapel in gebruik als protestantse/ Waalse kerk. Dit als “als dank” aan Charles de Héraugière voor het veroveren van de stad Breda door hem. Tijdens de Tachtigjarige oorlog wisselden Breda en de kerken, regelmatig van eigenaar. Dan weer protestants, dan weer katholiek. Zo ook de kapel van de begijnen. In 1637 werd het uiteindelijk definitief de Eglise Wallonne/Waalse kerk. Dus tot op de dag van vandaag. Maar nu wel met een stichtingsbestuur dat zich inzet voor gebruik van deze kerk door alle bewoners van de gehele stad.
Het stadhuis stamt uit de 13e of 14e eeuw. Het was van steen gebouwd, tussen de vele houten huizen, in de vorm van een onderkelderd zaalhuis van 21 bij 9 meter, verdeeld in een zaal van 13 meter en een kamer erachter van 6,5 meter diep. Boven was de kamer van de stadklerk. Op het stadhuis van Breda naast vond in 1494 een belangrijke vergadering plaats van de orde van het Gulden Vlies.
Tijdens de grote stadbrand van 1534 had het stadhuis grote schade opgelopen, maar het muurwerk en de zolderingen waren in tact gebleven. Bij de nieuwbouw werden de gronden van de verbrande panden aan beide zijden gebruikt voor uitbreiding van het stadhuis met twee nieuwe panden. Als architect wordt genoemd Jan Otten van Galen. Hoewel het stadhuis weer in gebruik werd genomen in januari 1537, was de gehele uitbreiding pas klaar in 1548. In latere jaren werd een vierde pand toegevoegd aan het stadhuis.
Tussen 1766 en 1768 werden de vier panden, waaruit het stadhuis bestond, van één nieuwe gevel voorzien, naar een ontwerp van Philip Willem Schonck. De gevel met een daklijst als afronding, kreeg een hardstenen poort, waarboven Vrouwe Justitia, en een bordes met leeuwen als centraal element. De leeuwen dragen de wapens van Breda en Brabant. Portretten van de Nassaus en Oranjes werden binnen toegevoegd.
De hoofdingang bevindt zich in de Sint-Janstraat 18. Ernaast staat het huis Hersbeek en iets verderop bevindt zich de Sint Antonius Kathedraal Het is een roodgekleurd huis. Het grootste gedeelte was tot ongeveer 1500 in het bezit van de familie Van Zelbach. Vanaf 1505 was het van Hiëronymus van Oisterzeel. In 1534 werd het huis herbouwd na een stadsbrand. In januari 1536 kocht Jean de Hocron (Ocrum) een stuk grond met de restanten van het afgebrande huis. In datzelfde jaar werd begonnen met de bouw van een nieuw huis. Jean de Hocron was hofmeester van Rene van Chalon. Rene erft het prinsdom Orange via zijn moeder Claudia van Chalon, tweede vrouw van Hendrik lll van Nasaau. Hij is de eerste Prins van Oranje én Nassau. In de tuin staan 450 jaar oude Moerbeibomen.
Van 1577 tot 1610 was het gebouw als Augustinessenklooster in gebruik, van 1625 tot 1637 samen met nr 16 als Jezuietenklooster, later kazerne en kunstacademie St. Joost. Tegenwoordig huisvest hier Nieuwe Veste, centrum voor de Kunsten, ingang Molenstraat 6.
De Nieuwstraat is een van de oudste straten van Breda. Al op net stratenplan uit 1350 komt ‘De Nieuwe Strate’ voor. Achter de Nieuwstraat bevond zich de eerste omwalling van de stad (voltooid in 1410).
De komst van de Polanens (14de eeuw) en later ook de Nassaus (15de eeuw) naar Breda, zorgde ervoor dat ook andere adellieden zich hier gingen vestigen. Zij bouwden grote huizen, adellijke woningen of hofhuizen genoemd. Aan de zuidzijde van de Nieuwstraat verrezen niet minder dan vier van dergelijke grote woningen (waarvan er nu nog drie bestaan) door invloed van de familie Bruheze. Hier woonden edellieden, die allen op hun manier verbonden waren met het nabijgelegen Kasteel van Breda en hun bewoners.
Het eerste huis, Nieuwstraat 21, bleef lang eigendom van de familie Bruheze. Pas in 1539 krijgt het huis zijn huidige naam: Huis Waelwijk. Huis Waelwijk aan de Nieuwstraat heeft een belangrijke rol gespeeld, toen de Vrede van Breda werd getekend. In de woning werd namelijk het gevolg van de Zweden gehuisvest. De Zweden waren gevraagd als neutrale bemiddelaar.
Waarom nu juist in Breda? Koning Karel II van Engeland verbleef in 1660 al eens zes weken op het Kasteel van Breda, als logé bij zijn zus Maria Henriëtte Stuart, de weduwe van Willem II van Oranje. Vandaar dat er destijds uiteindelijk voor onze stad is gekozen.
De naam Bruheze wordt wel verbonden met de middelste hofwoning, nu Nieuwstraat 23.
Van 1628 tot 1640 waren een aantal panden en het Huis van Assendelft in handen van de Minderbroeders Franciscanen, die er een klooster hadden, dat ze in 1640 verkochten.
De meeste historiek gaat uit naar de woning aan Nieuwstraat 25, het huis Assendelft. Al in 1371 wordt het aldaar gevestigde huis door Jan van Polanen III, Heer van Breda, gekocht. Na enkele generaties van zonen en bastaardzonen, vererfde het huis in 1508 aan Adriana van Nassau, die met hofedelman en schout Dirk van Assendelft getrouwd was.
Het Huis Assendelft was van 1806 tot 1840 in gebruik als weeshuis. In 1849 vestigde de Orde der Franciscanessen zich in het Huis Assendelft en hernoemde dit in “Het Liefdegesticht der zusters Franciscanessen”. Het torentje van Assendelft is één van de meest zichtbare elementen, die behouden zijn gebleven na een grondige verbouwing. In 1871 bouwden ze er nog een nieuwe kapel aan.
In 1934 werd het klooster uitgebreid door de aankoop van het huis Bruhese en in 1951 met de koop van het huis Waelwijk. In 1991 werd het complex verlaten. Na een langere periode van tijdelijk gebruik en leegstand werd vanaf 2013 het complex gerestaureerd en in 2019 werd het huidige hotel Nassau Breda geopend.
Hoe oud Kasteel Bouvigne precies is en of het er vroeger hetzelfde uitzag als nu is niet bekend. Vanaf 1494 was er sprake van een omwaterd stenen huis. In 1554 dook het voor het eerst op in een officiele acte: het testament van de vroegere eigenaar Jacob van Brecht. In dit testament werd het kasteel omschreven als een statig stenen huis, omgeven met grachten.
Voor ƒ 27.000,00 kocht Philips Willem, oudste zoon van Willem van Oranje de Boeverijen op 8 oktober 1614. Hij gebruikte het voornamelijk als jachtslot. In 1618 overleed Philips Willem, waarna het in eigendom van zijn halfbroer Maurits kwam. Deze liet echter een ander jachthuis bouwen: het Speelhuis in de Belcrum. Ook latere prinsen hebben maar zelden van de Boeverijen gebruik gemaakt.
In 1623 kreeg de schout van Ginneken, Michiel van den Eynde, toestemming op in het kasteel te gaan wonen. Bij kasteel Bouvigne werd voor de troepen van de insluiting (1624/25) brood gebakken en bier gebrouwen. Het beoogde rantsoen kwam neer op een dagverbruik van 17.000 broden en 10.200 liter bier. Het benodigde water kwam uit de Mark.
Op 11 januari 1625 kreeg hij van Maurits een acte van Sauvegarde, echter nadat Spinola Breda in handen had werd moest hij eruit en kreeg boswachter Jacob Gielisen het recht daar te wonen, omdat zijn woning wegens het beleg was afgebroken. Tijdens het beleg werden hier de pestlijders verpleegd.
Tijdens de belegering van Breda door Frederik Hendrik in 1637 logeerden op het kasteel, dat toen als commandopost diende, de zogenaamde “gecommitteerden te velde”, de afgevaardigden van de Staten Generaal “om den veldheer met haeren raet te helpen”.
Stadhouder Willem III had Peter Bartholomeus van Exsel aangesteld als “bewaarder” van het slotje. In 1665 werd ook rentmeester der Geestelijke Goederen Johan van der Kaey woonruimte verschaft. Beide heren kwamen niet goed overeen en Johan wist bij Willem te regelen dat Peter op 10 februari 1669 uit het complex werd verwijderd. Kaey bleef er wonen, hoewel hij ook een huis aan de Katerstraat (nu Catharinastraat) had. Hij betaalde ƒ 125,00 huur per jaar.
In 1774 was het kasteeltje dermate verwaarloost dat Willem V het te koop aanbood om het te laten slopen. Hiertegen kwam er onrust in de omgeving. Een metselaar en timmerman/molenaar deden een bouwkundig onderzoek en konden het kasteeltje voor relatief weinig geld opknappen.
Op 12 september 1775 werd het met twee percelen weiland voor ƒ 8.000,00 verkocht aan de in Ginneken wonende West-Indische koffieplanter Jan Daniel Engel.
Sinds 1972 is het eigendom van het Waterschap Brabantse Delta.
De lezing wordt verzorgd door Luc Panhuysen, schrijver van verschillende historische boeken. Zo schreef hij onder andere boeken over het Rampjaar 1672 en over de gebroeders de Witt. Het boek “Oranje tegen de Zonnekoning” werd een bestseller. In dit boek betreft de “Oranje” Willem III, stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden én koning van Engeland. Over deze Nassau zal de lezing gaan.